Page:Soendaneesch Leesboek met inleiding en aanteekeningen.pdf/18

This page has been validated.
XIII
INLEIDING

krit en eenige weinige uit het Perzisch, of aan het Arabisch, of ook wel aan het Maleisch, het Portugeesch, of het Hollandsch.

§ 8. De kennis en de beoefening van de moedertaal zijn bij den Soendanees geen onderwerpen van gezette studie, Over het geheel spreekt hij, zoo als het hem voor den geest komt. Alleen zij, die als schrijvers optreden, zijn uit den aard der zaak verpligt eenige aandacht te schenken aan het middel, waarmede zij hun doel moeten bereiken, Maar hierbij blijft het dan ook, en zelfs de Panghoeloe van Garoet, die reeds zoo veel heeft gedicht en geschreven, is er nog niet toe gekomen om over zijne moedertaal iets uit te geven. In zijne poëzie is te prijzen, dat hij de taalregels slechts zelden geweld aandoet. Velen echter onder de levende dichters bekommeren zich er niet veel om, hoe zij de taal als middel van gedachten-mededeeling aanwenden, en’ schromen niet haar op te offeren aan de maat. Daarom is het wenschelijk dat van het proza meer werk wordt gemaakt. Dichtstukken toch, die de eigenaardigheden van het Soendaneesch weinig of in het geheel niet vertoonen, en daarentegen wriemelen van Javaansche woorden, terwijl zij de Soendanesche taalvormen verminken, kunnen geen nut stichten, maar zullen integendeel veel kwaad doen.

§ 9. De beoefenaar van de taal trekt bovendien weinig nut van dien allesbehalve verkwikkelijken wawatjan-stijl, die ligt aanleiding zou kunnen geven tot de meening dat het Soendaneesch regelloos en bandeloos is, dat men het daarin zoo naauw niet neemt met taalvormen en uitdrukkingen, in één woord, dat men eene bepaalde gedachte daarin zou kunnen uitdrukken op de eene manier of op de andere, al naar mate het den spreker mag goed dunken. Het tegendeel van dat alles is waar, Wel is het Soendaneesch niet te vergelijken met eenige Westersche taal, maar in woorden, in vormen, in spraakwendingen biedt het zoo veel aan, dat de naauwe verwantschap met het Javaansch en het Maleisch die beide zustertalen niet tot oneer strekt. Het „Soendaneesch Leesboek” moge als eene verzameling van Soendanesche proza-stukken den lezer de overtuiging geven dat ook zonder Kawi, zonder oude of nieuwe litteratuur, zonder volgeschreven folianten en kwartijnen, dus zonder al datgene wat het Javaansch heeft en het Soendaneesch mist, de laatste taal niet minder dan de eerste ten volle verdient te worden gekend en beoefend.