Page:Tjarita Ki-Asdoera.pdf/12

This page has not been proofread.

sĕrta dibĕdil tapi teu tĕnggĕl(40).

Toeloej kandjĕng toewau rĕsiden njaoer ka koering ngadjak nejang kana eta bĕdil, gantjangna ditejang ka dinja. Barang geus tetela jen teu tĕnggĕl, toeloej moelih deui bae.

Kira kira wantji soeboeh koering ngiring kandjĕng toewan rĕsiden Rĕmbang nejang eta toewan noe noenggoe teja dina ranggon, ladjoe balik ka pondok.

Dina beurangna kandjĕng toewan rĕsiden Rĕmbang ngĕrsakeun ningkĕran(41) maoeng pikeun giringeun, nja manggih oeroetna, malah kadenge sorana.

Ladjoe digiring deui sakoemaha tadi, tapi maoeng mah teu kapanggih deui bae. Tidinja gĕr ngagiring deui, tapi loepoet teu manggih deui bae.

Gantjangna ari reup peuting deui malĕm rĕbo eta bangke ditoenggoe deui, malah ditambah ĕmbe dalapan, tapi eta peuting harita maoengna teu datang.

Ari isoekna toeloej dangdan sadija moelih; dikira poekoel dalapan isoek bral angkat moelih ka Panimbang ladjĕng ka Mĕnes sĕrta diiring koe baris menak menak(42) djeung djaro sĕkalian djĕlĕma djĕlĕma.

Antara dalapan poë ti harita koering meunang parentah ti nagara koedoe ngala maoeng di Tjitĕngah djeung koering dipaparin doewit

de tijger; er werd op hem geschoten, maar de kogel miste.

De resident (van Bantĕn) riep mij en noodigde mij uit om naar het eiiect van dat schot te zien; ik ging daarop daarheen. Toen ik mij verzekerd had, dat het een misschot geweest was, ging ik weder terug. Ongeveer ten vijf ure's morgens vergezelde ik den resident van Rĕmbang, om de twee heeren, die in de ranggon (bij het lijk) waakten, te halen; daarop keerden allen naar het nachtverblijf terug.

Toen het licht was geworden, verlangde de resident van Rĕmbang om het spoor van den tijger te volgen, ten einde eene drijfjacht te kunnen houden. Wij vonden het spoor en hoorden zelfs het geluid. Daarop hield men weder eene drijfjacht, maar de tijger werd niet gevonden. Nogmaals werd er gedreven, doch te vergeefs, wij vonden niets. Dinsdagavond werd weder bij het lijk gewaakt; bovendien werden er acht geiten bijgevoegd; dien avond kwam de tijger evenwel niet.

Den volgenden morgen rustte men zich toe tot den terugtocht; ongeveer acht ure keerde men terug naar Panimbang en vervolgens naar Mĕnes, vergezeld van uien ak's, djaro's en lieden uit het volk.

Ongeveer acht dagen later ontving ik last uit de hoofdplaats om te Tjitĕngah tijgers te vangen en ik kreeg acht gulden om geiten &32;